Recensie ‘Van MAVO tot HARVARD’ van Peter Riezebos door Irmgard Ballast

Irmgard Ballast schreef voor ons een recensie van het boek ‘Van MAVO tot HARVARD’ van Peter Riezebos.
cover_mavo_tot_harvard

Peter Riezebos ‘Van MAVO tot HARVARD’ Uitgeverij Metis, 2014

Intelligent, gedisciplineerd, gemotiveerd, zelfs begaafd (citaat uit gedicht van Peter Riezebos over zichzelf)

Peter Riezebos (34) schreef dit boek over zijn school- en studieloopbaan. Ergens rond zijn 7e levensjaar beginnen in die loopbaan obstakels op te duiken. Voor Riezebos zijn de lessen veel te passief, hij gaat herhaaldelijk de confrontatie met leerkrachten aan, leerkrachten vinden dat hij beter zijn best moet doen, hij heeft weinig aansluiting bij klasgenoten, hangt de clown uit, op de mavo blijft hij een keer zitten, verschillende vervolgopleidingen maakt hij niet af. Hij raakt in een zware depressie en wordt langdurig opgenomen. Daar wordt bij hem de diagnose ADHD vastgesteld. Wanneer hij ongeveer 25 is, neemt zijn leven een verrassende wending. In therapie heeft hij geleerd te laten zien wie hij is en wat hij kan. Hij blijkt veel intelligenter dan gedacht, langzaamaan hervindt hij zijn zelfvertrouwen en het resulteert in een bezetenheid om vijf (HBO- en universitaire) studies tegelijkertijd aan te vatten, wetenschappelijke contacten in China, Japan en de Verenigde Staten aan te gaan, als “visiting scholar” op Harvard te worden uitgenodigd. Op dit moment doet hij promotieonderzoek in Sjanghai en deels in Groningen naar onderwijstechnologie en naar mogelijke hersenprofielen gebaseerd op individuele variaties in de executieve functies. Zijn doel is een radicale onderwijshervorming door middel van gepersonaliseerd leren.

Het boek bevat drie onderdelen: een biografie van zijn 7e tot zijn 34e; een kleiner tweede onderdeel met een theoretische uitleg over ADHD, autisme, intelligentie, talent en motivatie en een verhandeling over leerstrategieën met persoonlijke tips van Riezebos. Het laatste onderdeel is een filosofisch essay over kennis, dat hij als student schreef. Bovendien is er nog een voorwoord toegevoegd van zijn professor op Harvard en een voorwoord van Riezebos zelf, waarin hij laat weten wat hij inmiddels allemaal bereikt heeft en hoe de lezer hiervan kan leren.

Het boek is grotendeels een egodocument. Het is schokkend om te lezen hoe een leerling, die aanvankelijk goed presteerde, voortdurend op de gang wordt gezet, soms valselijk beschuldigd, hoe zijn moeder met zijn rapport naar school komt en de leerkracht vraagt of er werkelijk niets positiefs over haar zoon te zeggen valt. Hij beschrijft hoe het enige leuke in groep 8 de schaakcompetitie was (hij won altijd), hoe het zelfvertrouwen bij hem afbrokkelt, hoe hij Mavo-advies krijgt vanwege zijn “achtergebleven sociaal-emotionele ontwikkeling”. Ik vind het knap van Riezebos, dat hij niemand iets verwijt en zelf aangeeft, dat hij het achteraf ook niet goed snapt waarom hij de papierprop niet even oppakte, waartoe de leerkracht hem verzocht. Maar híj had die prop niet op de grond gegooid en zijn rechtvaardigheidsgevoel vertelde hem, dat hij het dan ook niet kon gaan oprapen.

Mijns inziens hadden uit het tweede en derde onderdeel van het boek beter dingen weggelaten kunnen worden: het verhaal van Riezebos is indringend genoeg. Zo is het filosofisch essay bijvoorbeeld ook op internet te vinden en voegt het niets toe aan de beschrijving “van schoolverlater en klinisch probleemgeval tot excellerend student”. De theoretische uitleg vind ik niet overal even sterk.

Hoewel het woord (hoog)begaafdheid wel af en toe valt in dit boek, wordt er geen oorzakelijk verband gelegd tussen zijn gedrag en het mislopen van zijn schoolloopbaan. Mogelijk kiest hij hier bewust voor. Alles wordt op het conto van zijn ADHD geschreven. Toch lees ik een heleboel signalen, die ook bij veel hoogbegaafden voorkomen. Zo heeft hij het over zijn enorme rechtvaardigheidsgevoel, zijn moeite met omgevingsgeluiden en te veel visuele prikkels, zijn communicatieproblemen. Hij vertelt dat hij zich vaak eenzaam en een vreemde eend in de bijt voelt, dat hij kritische vragen stelde in de les, die als brutaal werden ervaren. Hij heeft een enorm brede belangstelling (o.a. psychologie, filosofie, bedrijfskunde, politiek, kosmologie), hongert (op latere leeftijd) naar kennis, komt met onorthodoxe ideeën, waarmee hij opvalt in zijn studiegroepen. Hij schrijft over de saaie colleges en hoe hij het pas interessant gaat vinden bij het honours programma, omdat daar gemotiveerde deelnemers zitten. Maar het lijkt wel alsof hij er voor zichzelf niet aan wil, aan dat woordje “hoogbegaafd”. Wel noemt hij zichzelf slim. Typerend is dat hij, als hij op Harvard is, een gedicht schrijft in het Engels, dat hij in twee talen in het boek opneemt. De zinsnede “even gifted” vertaalt hij met “zelfs begaafd”. De Engelse term “gifted” betekent overigens “hoogbegaafd”.
Pas zijn laatste psychiater (maar dan is hij al eind twintig) komt met de diagnose Asperger: “Eerder Asperger dan ADHD”. Het is ook tekenend dat hij tegen het advies van een eerdere psychiater na zijn ontslag uit de inrichting stopt met zijn medicijnen (o.a. ritalin), waarna hij succesvol aan vijf studies begint. In hoeverre is ADHD dan oorzaak van al zijn eerdere problemen geweest? Zou hoogbegaafdheid hier niet (ook) een rol in hebben gespeeld?

Riezebos lijkt het niet over hoogbegaafdheid te willen hebben, maar hij beschrijft in het theoretische deel wel wat intelligentie en talent is. Daar gebruikt hij de termen talent, aanleg, bekwaamheid, kwaliteiten, sterke kanten en succes door elkaar heen. Als hij (het triadisch model van) Renzulli bespreekt (Reis hoort daar niet bij als ontwerper) heeft hij het over het verder bemoeilijken van het begrip talent door de aanwezigheid van creativiteit en motivatie. Maar een hoge intelligentie noemt hij niet bij dit model en hoogbegaafdheid al helemaal niet. In het daarop volgende paragraafje bespreekt hij kort “de tienduizend-uren-regel” van Ericsson en na de toevoeging dat recentelijk wetenschappelijke studies deze bevindingen sterk hebben genuanceerd, staat er: “Kwaliteiten zijn dus deels maakbaar.” Jammer dat er in dit deel niet sterk geformuleerd wordt en er inhoudelijke onzorgvuldigheden staan. Uiteindelijk stelt Riezebos dat hij gelooft dat je hoogbegaafdheid kunt kwijtraken of kunt verwerven in de loop van je leven. Sterker: volgens transhumanistische filosofen zal in de nabije toekomst door middel van computerchips iedereen superslim kunnen worden en dan ben je meteen van dat woord “hoogbegaafd” af. Het is een geloof dat ik niet deel, maar dat vanuit zijn levensloop wel begrijpelijk is

Zijn uitleg over motivatie en het stukje over leerstrategieën vind ik vrij beperkt. Het lijstje tips dat hij eraan toevoegt is vooral toegesneden op zijn eigen problemen en ervaringen. Zo las hij zelf als kind niet graag en volgt er een tip als: “ga lekker een tijdschrift lezen in de bibliotheek.” Riezebos meent, dat iemand die nooit een boek leest “zijn eigen mentale vaardigheden als ontoereikend ziet”. Zou diegene met kleine stapjes beginnen door een tijdschriftartikel over een aansprekend onderwerp te zoeken, dan gaat hij vanzelf meer lezen, zo denkt Riezebos, en raakt hij gemotiveerd om te leren. Zo eenvoudig ligt het volgens mij niet, zo kan ik vanuit mijn ervaring in het onderwijs wel stellen. Ook de op zich belangrijke tip “Onderzoek wat jou motiveert” behoeft meer uitwerking dan de simpele suggestie om naar de Tweede Kamer te gaan of lezingen in bibliotheken of online-colleges bij te wonen. De gedachte dat mensen juist hun sterke kanten moeten inzetten om hun zwakkere kanten te compenseren, spreekt mij erg aan. De concrete uitwerking hiervan verdient meer aandacht.

Zoals Riezebos zelf aangeeft is zijn taalontwikkeling niet gunstig verlopen. Het boek had met een goede redacteur sterk kunnen verbeteren. Riezebos heeft er echter voor gekozen om het boek in eigen beheer uit te geven zonder een externe redacteur (de opbrengsten gaan o.a. naar het fonds dat hij heeft opgericht om jongeren zoals hij te ondersteunen). Zelf had ik bij het lezen veel hinder van zijn manier van schrijven wat betreft taalgebruik en formuleringen.

Ik heb oprecht respect voor de enorme prestatie en de ommezwaai, die Riezebos heeft weten te maken. En ik bewonder zijn durf om per mail een bedankje te sturen naar elke schrijver van een wetenschappelijk artikel, waar hij enthousiast over was. Ook heeft hij echt wel wat te zeggen met zijn pleidooi voor individueler onderwijs.
Wat hem voor me inneemt, is dat hij zijn gepoch, zijn wollige taalgebruik, zijn megalomanie zelf erkent en dat hij zich verontschuldigt dat hij vanwege zijn totaal afgebroken zelfvertrouwen veel behoefte heeft aan sociale acceptatie en erkenning. Daarover zegt hij aan het eind van zijn voorwoord: “Ik was niet altijd die zelfverzekerde, gedreven jongen. Zou je alleen bovenstaande lezen, dan is de kans groot dat er een ander beeld van mij naar boven komt.”

Voor hoogbegaafde volwassenen, die door omstandigheden een (te) lage opleiding
hebben genoten en/of psychisch in de knoop zijn geraakt, kan het verhaal van Peter Riezebos veel herkenning geven en een stimulans zijn om uit hun huidige situatie te breken. Hij hoopt dan ook van harte dat dit boek andere mensen een mogelijkheid biedt om hun eigen ervaringen in een nieuw daglicht te zien.

Irmgard Ballast, docent en specialist Gifted Education